Profile
Het Burgerweeshuis gelegen tussen de Kalverstraat, het Begijnhof, de Nieuwezijds Voorburgwal en de Sint Luciënsteeg kwam in 1580 in gebruik, toen de wezen het voormalig Sint Luciënklooster betrokken. Om het gebouw aan de Kalverstraatzijde herkenbaar te maken als weeshuis werd een grote poort gemaakt. De beeldhouwer Joost Jansz. Bilhamer (1541-1590) kreeg hiervoor de opdracht. Hij bracht ook een reliëf boven de poort aan (zie foto). De tekst boven de poort, toegeschreven aan Joost van den Vondel luidt: Wy Groeien vast in tal en last. Ons tweede Vaders klagen/Ay ga niet voort door dese poort, Of helpt een luttel dragen. De poort is nog steeds een markant punt in de beroemde winkelstraat.
Sinds 1975 is het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum) gehuisvest in dit gebouw.
Photos
Timeline
1578
Het is 1578. Het water staat het weeshuis aan de lippen. Het aantal wezen neemt aldoor maar toe, maar het pand is helaas niet van elastiek. Een religieuze aardverschuiving in Amsterdam brengt de oplossing. Amsterdam schaart zich op 26 mei achter Willem van Oranje in de Opstand tegen de Spaanse overheerser Filips II. Het overwegend katholieke stadsbestuur wordt op vreedzame wijze aan de dijk gezet. Letterlijk. De protestanten zetelen voortaan op het rode pluche. Als gevolg van deze omwenteling worden alle katholieke instellingen –waaronder de kloosters- één voor één opgeheven. De gebouwen, inboedel en al, worden over de liefdadige instellingen in de stad verdeeld. Voorwaarde is dat de kloosterlingen tot aan het einde van hun leven door de nieuwe eigenaren van hun klooster worden onderhouden.
1579
Ook het Sint Luciënklooster komt vrij. Op 24 maart 1579 wordt de overdracht getekend.
1580
Het weeshuis maakt in 1580 de oversteek. Kalverstraat 71 wordt verruild voor nummer 92. De elf zusters van Sint Lucia verhuizen naar de kleine, eens bij het klooster behorende huisjes in de Sint Luciënsteeg. Ook de Heilige Stede en het Kartuizerklooster worden aan het weeshuis toegewezen. Eetzalen, slaapzalen, ziekenzalen, werkzalen, washuis, keukens, voorraadkelders, brouwerij, bakkerij, koehuis, het kloostercomplex past het weeshuis als een handschoen. Een gespreid bedje is het niet. Zo vlak voor de Alteratie is het overgrote deel van de eenentwintig kloosters in de stad noodlijdend. De gebouwen verkeren in slechte staat. Er is veel achterstallig onderhoud.
1581
De regenten zien zich voor een groot bouwprogramma geplaatst. Ze besluiten het even zo te laten. Op één punt na, de zichtbaarheid. Er wordt geïnvesteerd in een grootse entree met een monumentale poort. Het weeshuis pakt uit. De toegang tot het klooster was bescheiden. De zusters stonden via een smal gangetje tussen de huizen door in verbinding met de bewoonde wereld. Dat pad kwam recht tegenover de Heilige Stede in de Kalverstraat uit. Een ingang die in het voorbijgaan nauwelijks zichtbaar was. Enige versiering heeft vermoedelijk ontbroken. Om ruimte te creëren worden de huizen aan weerszijden van de gang gesloopt en vervangen door nieuwbouw waarbij het linker huis smaller wordt opgetrokken. Er ontstaat op die manier een pleintje dat afgesloten wordt door een nieuwe vrijstaande toegangspoort. Aan die poort wordt veel aandacht besteed. Hij past niet alleen in de smaak van de tijd, maar is ook een aandachtstrekker. Precies wat het weeshuis hiermee beoogt. Pontificaal, midden op het plein staat een houten offerblok. Ga niet voorbij zonder een kleinigheid bij te dragen! De iets verderop in de Kalverstraat wonende Joost Jansz. Bilhamer (1521-1590) krijgt de opdracht. Van zijn hand zijn zowel het ontwerp van de poort als ook het decoratieprogramma, dat onder andere uit drie in het oog springende reliëfs bestaat. Boven de winkelpuien aan de voorkant van de twee herbouwde hoekhuizen zijn twee weeskinderen in nissen uitgehouwen. Een jongen en een meisje, elk aan één kant van het plein. Beiden houden een stenen tafel voor zich waarop teksten zijn aangebracht. Deze verwijzen naar het offerblok, dat niet aan de aandacht mag ontsnappen. De oorspronkelijke teksten zijn in de loop der tijd verloren gegaan. Blikvanger is het grote reliëf boven de toegangspoort. Het middelpunt. Acht wezen scharen zich rond een schotel met daarop de Heilige Geest, die in de vorm van een duif die tegen de wolken afsteekt. De jongens en een meisjes, om en om, dragen het weeshuiskostuum. Het lijdt geen twijfel; de goede gaven zijn voor het welzijn en het onderhoud van de verweesde kinderen bestemd.
1589
Hoe groot is het contrast. De indrukwekkende toegangspoort leidt de bezoeker via een onooglijk gangetje, via enkele werkplaatsen en een koeienstal, een oud gebouwencomplex binnen. In de bloeitijd van het klooster huisden hier zo’n 50 zusters, het aantal weeskinderen telt als snel het zesvoudige. Zij zijn verdeeld in drie groepen, de kleine kinderen tot twaalf jaar, de grote jongens en de grote meisjes. Strikt gescheiden, elk met een eigen verblijf. Alleen de huishoudelijke ruimten zijn voor iedereen toegankelijk. De dienstruimten sluiten bij de afdeling van de oudere meisjes aan. Die meisjes nemen de meeste plaats in. Zij handwerken binnenshuis, zodat er vraag naar handwerklokalen ontstaat. De verblijven van de eveneens handwerkende zusters sluiten hier naadloos bij aan. Voor de jongens wordt ruimte gecreëerd. In de oude kapel worden houten vloeren aangebracht. Meer dan een eetzaal en enkele slaapzalen zijn er niet nodig. De jongens werken of leren een ambacht bij een meester in de stad en verblijven overdag buitenshuis.
In 1589 wordt er een nieuwe vleugel gebouwd. Tegen de woonverblijven van het oude klooster aan, parallel lopend aan het water van de nog ongedempte Nieuwezijds Voorburwal. Hier worden twee grote ziekenzalen gerealiseerd; één voor de grote jongens, één voor de meisjes. De vele dakkapellen op de zolder wijzen erop dat deze verdieping voor werk- of slaapvertrek gebruikt wordt. Het geheel blinkt uit door de grootst mogelijke eenvoud. Dat lijkt in strijd met de zichtbaarheid die in de Kalverstraat nagestreefd wordt.
1590
En nu er toch getimmerd en gebouwd wordt op het terrein, wordt het koehuis achter de Kalverstraat, parallel lopend aan de oude kapel, iets opgeschoven. In 1590 staat de nieuwe stal op zijn plek. Tegelijkertijd worden er ook nog enkele personeelswoningen op bescheiden wijze verbouwd.
1598
Hoe anders gaat het er een paar jaar later aan toe! In 1598 wordt langs de Begijnensloot, een nieuw Kinderhuis gerealiseerd, waardoor er in de inmiddels veel te krappe kloostervleugel ruimte vrijkomt. Het vervangt de kinderschool en kindereetzaal uit 1592. Werd voorheen van een zo mogelijk nog soberdere stijl dan die van het klooster gebruik gemaakt, nu gaan alle remmen los. Hoewel het huis voor de allerkleinsten voor de buitenwereld niet direct zichtbaar zal zijn, worden kosten noch moeite gespaard. De Vogelvluchtkaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1631 toont het indrukwekkende eindresultaat. Het weeshuis is in één klap een ziekenzaal, slaapzalen, een keuken, een schoollokaal en een eetzaal rijker. Een vernieuwend element is de galerij op de begane grond, aan de zijde van de binnenplaats. De kinderen kunnen zo ook op regenachtige dagen buitenspelen. Boven de galerij is een fries geplaatst met scènes uit het leven van het weeskind. Deze gebeeldhouwde strook is gehakt door stadsarchitect en beeldhouwer Hendrick de Keyers (1565-1621), die ook voor het ontwerp van het kinderhuis tekende. Voor de galerij bevindt zich een bestrate binnenplaats, die voor een deel als bleekveld en voor een deel ook als speelplaats gebruikt wordt. Het bleekveld is omheind en voorzien van een sierlijk houten toegangspoortje. De voorgevel sluit aan bij de bouwwijze van de lange zijgevel en is rijkelijk voorzien van symboliek. De trotse regenten kunnen tevreden in hun handen wrijven. De monumentale toegangspoort in de Kalverstraat heeft altijd hoge verwachtingen gewekt, maar die niet waargemaakt. Wie nu onder de poort doorgaat zal niet langer teleurgesteld zijn. De aanblik van de spelende weesjes tegen de achtergrond van dit opzienbarende pand zal mening bezoeker doen besluiten een duit in het zakje te doen. In het offerblok dat bij de uitgang staat.
1606
Kort na de bouw van het kinderhuis, in 1606, wordt het pand waarin sinds 1592 de brouwerij en de bakkerij huizen vernieuwd. Dit bevindt zich in de uiterste punt van de binnenplaats aan de kant van het Begijnhof. De architectuur sluit aan bij de zijgevel van het kinderhuis.
1622
Na vele verbeteringen aan weeshuis rond de eeuwwisseling, breekt er een periode van relatieve rust aan. Maar niet voor lang. Als snel begint het bouwbloed weer te kriebelen. De stadsuitbreiding van 1610 brengt veel veranderingen met zich mee. Ook voor de binnenstad heeft de uitleg gevolgen. De Sint Luciënsteeg wordt aldoor maar drukker. Er staan kleine onaanzienlijke huizen langs de zuidzijde van de steeg. Een erfenis van het klooster. Deze huisjes brengen weinig huur op. Een aantal ervan wordt bewoond door de zusters, die door het weeshuis worden onderhouden. Dat blijft ook nog even zo. In 1635 pas -zo’n 55 jaar na de Alteratie- overlijdt de laatste zuster. De huizenrij wordt op één punt onderbroken. Daar waar de Begijnsloot loopt. In 1622 besluiten de regenten dit gat te dichten en de sloot te overkluizen. Er wordt een winkelhuis gebouwd. Groter dan alle andere huizen in de steeg. Een schoolvoorbeeld van hoe de regenten de toekomst zien. Dit huis is een visitekaartje voor het weeshuis. De Heilige Geest en twee weeskinderen sieren de gevel. Ook het stadswapen en de keizerskroon ontbreken niet. Het pand is in de onmiddellijke omgeving van Hendrick de Keyser ontworpen. De meester zelf kan het niet geweest zijn. Hij overlijdt in 1621. Vermoedelijk is de opdracht wel in de familie gebleven. Neef Huybert Thomaz de Keyser levert het steenhouwwerk. Of er ook een architect in hem school is niet bekend. Het huis staat en weer is het weeshuis voor korte tijd bouwterrein af. De stilte voor de storm. Het weeshuis breekt al snel met het verleden. Het staat aan de vooravond van een aantal grote en ingrijpende verbouwingen.
1632
an eetzalen op de begane grond tot slaapplaatsen op zolder. Het pand dat de regenten in de schoot geworpen krijgen, sluit uitstekend aan bij de wensen van het weeshuis. Het bestuur besluit alle jongensactiviteiten rond dit nieuwe huis te concentreren. Het erf wordt ingericht tot binnenplaats. De verderop gelegen toegang tot het Oudemannenhuis wordt gesloten en enkele sta-in-de-weghuisjes tegenover het koehuis worden gesloopt. Ook de Oudemannenhuispoort sneuvelt. Het jongenshuis is alleen nog te bereiken via de Weeshuispoort in de Kalverstraat.
Nu de jongens hun eigen territorium hebben wordt de grote binnenplaats de Meisjesplaats. Om de bereikbaarheid van de meisjes in de aangrenzende kloostergebouwen te bevorderen wordt een brede galerij aangelegd. Deze galerij volgt de smalle steeg vanuit de Kalverstraat en loopt langs de Jongensbinnenplaats. Het is niet duidelijk wie het ontwerp voor deze belangrijke schakel tussen de verschillende onderdelen van het complex geleverd heeft. De naam van de stadsteenhouwer Pieter de Keyser, zoon van Hendrick, komt voor in de rekeningen. Hij lijkt de meest aangewezen persoon.
Rechts van de galerij ligt het koehuis. In de winter staat hier een twintigtal ‘dames’ op stal. Zij zijn boter en kaas, de kippen uit de kippenkelder onder het jongenshuis de eieren. Het klooster was en het weeshuis is zelfvoorzienend. In het kader van de centralisatie, wordt de stal opgeofferd en tot timmerwerkplaats ingericht. Er is één nadeel: het oude koehuis heeft geen vensters. De hoge zuilen van de galerij worden daarom door lage bogen met elkaar verbonden om zo voor de noodzakelijke lichtinval in de werkplaats te zorgen. De verdieping boven deze zuilengang wordt als jongensschool ingericht. Voor de ‘meester’ wordt aan de overkant, de zuidzijde van het erf, een onderwijzerswoning beschikbaar gesteld.
De missie van de regenten lijkt geslaagd. Alle activiteiten voor de jongens komen samen aan de overkant van de Begijnsloot. Om de puberende jongens en meisjes van elkaar te scheiden wordt aan het einde van de galerij een poort geplaatst. De toegang tot elkaars binnenplaats. Een grote rode deur schreeuwt ‘verboden toegang’. Aan beide zijden. De poort wordt ‘gemeenlyk geslooten gehouden’.
1634
Het is 1634. Er is ruim een halve eeuw verstreken sinds het weeshuis de kloostergebouwen van het noodlijdende Sint Luciënklooster heeft betrokken. Een geschenk met een rafelrandje. Door achterstallig onderhoud was er veel herstel nodig. Het tij is inmiddels gekeerd. Het gaat het weeshuis financieel voor de wind. Het aantal te onderhouden zusters in de kleine huisjes aan de Sint Luciënsteeg neemt met het verstrijken der jaren af. De laatste zuster overlijdt in 1635. Maar dat niet alleen. De vele bezittingen die het weeshuis ten deel zijn gevallen, waaronder het grondbezit van het Kartuizerklooster, leveren steeds meer op. Er is nu een potje om ingrijpende vernieuwingen van de panden rondom de meisjesbinnenplaats mogelijk te maken. Het accent ligt daarbij op de architectuur. Wat ruimte betreft gaan de meisjes er nauwelijks op vooruit. De oude kloostergebouwen worden wel praktischer ingedeeld. Bij de bouw van het klooster in 1414 werd er rekening gehouden met de perceelgrenzen aan de Westkant van de Kalverstraat. Deze liepen schuin. De vleugel aan de kant van het Begijnhof werd daardoor met een scherpe hoek tegen de Begijnsloot aangebouwd. Hoofddoel van de verbouwingen is het rechttrekken van deze vleugel en de Meisjesbinnenplaats aan drie zijden eenzelfde uitstraling geven. Het in 1598 gerealiseerde Kinderhuis, de vierde gevel aan de binnenplaats, wordt bij deze verbouwingen ontzien. Er wordt niet alleen getimmerd aan de zuidzijde. Om de toegangsgalerij die langs de Jongensbinnenplaats is ontstaan door te kunnen trekken, wordt er ook aan de noordzijde een nieuwe vleugel gebouwd. In de door de jongens verlaten kapel, ten slotte, wordt een grote Regentenkamer gerealiseerd.
Het eindresultaat mag er zijn. De noordelijke vleugel aan de kant van de Sint Luciënsteeg is herbouwd, de zuidelijke aan de kant van het Begijnhof geheel vernieuwd en de westelijke die tegen de Nieuwezijds Voorburgwal ligt, is in 1598 al onder de bouwhamer geweest.
De drie vleugels vormen nu een eenheid. Strak en sober. Ze zijn voorzien van een pilasterorde over de volle hoogte. De eerste uiting van een nieuwe meer bij de Italiaanse architectuur aansluitende bouwstijl. Rest nog het bleekveld in het midden van de meisjesbinnenplaats. Dat verbleekt bij zoveel klassieke schoonheid. Het moet wijken. De gehele binnenplaats wordt bestraat. Het komt de monumentaliteit ten goede.
Als de werkzaamheden op de meisjesbinnenplaats in volle gang zijn, ontstaat het idee om de meisjes ook een eigen uitgang naar de Sint Luciënsteeg te geven. De jongens- en de meisjesbinnenplaats kunnen dan voorgoed twee werelden apart zijn. Dit spontane plan is niet zonder gevolgen. Om het weeshuis via de steeg te kunnen bereiken moeten er twee huizen gesloopt worden. Er ontstaat een klein pleintje dat aan de zijkanten niet afgewerkt wordt. Veel aandacht wordt er niet aan de entree besteed. Er wordt een tweedehandspoortje geplaatst dat nogal uit de toon valt. Het krijgt het jaartal 1634. Waar het toegang toe geeft wordt aan de steegzijde niet duidelijk gemaakt. Ook de blinde muur waarin het geplaatst wordt, krijgt geen verwijzing naar het weeshuis. Het krijgertje, dat vermoedelijk uit circa 1571-1575 dateert en naar alle waarschijnlijkheid bij het stadstimmerbedrijf aan de Turfmarkt gestaan heeft, blijkt vooral een achterdeur te zijn. De hoofdingang bevindt zich immers aan de Kalverstraat. De nieuwe uitgang ligt in dezelfde hoek als de poort naar de galerij, in de directe nabijheid van de Begijnsloot.
Deze sloot loopt tussen het Jongens- en het Kinderhuis door in de richting van het Begijnhof en komt in het nog ongedempte Spui uit. Een openbaar toilet. De sloot voert de ontlasting van zo’n 500 weeskinderen en van de bewoners van de huizen in de Kalverstraat met zich mee. Niet gek dat dit ‘riool’ in de volksmond ‘stinksloot’ genoemd wordt. In 1634 komt er verlichting. De sloot wordt overkluisd. Ruimtewinst voor het weeshuis. En er komen nieuwe vertrekken boven de overwelfde sloot bij. Eén ervan is het Boekhoudershuis.
1635
Met de komst van een nieuwe zuidvleugel wordt niet alleen de scherpe punt die de binnenplaats aan deze kant bezat aan het oog onttrokken, er ontstaat ook een kleine driehoekige achterplaats, aan de achterzijde van het pand. In 1635 wordt dit plaatsje enigszins vergroot – en vierkant- door een hoekje van het Begijnhof bij het weeshuis te trekken. Dwars over het pleintje wordt een hek geplaatst zodat de kleine kinderen hier veilig kunnen spelen. De achterplaats is te bereiken via een gang die aan de rechterzijde door de nieuwe vleugel loopt. Deze vleugel is aan de achterzijde volkomen blind. Aan de kant van de meisjesbinnenplaats wordt de doorgang afgesloten met een portaal.
1635-1636
De verbouwing van de Meisjesbinnenplaats is nog maar net achter de rug of er wordt al weer een nieuw project onder handen genomen: het Notaris- of Boekhoudershuis. Dit huis wordt in 1635 vooraan boven de overwelfde Begijnsloot gebouwd. Het staat met de rug naar de Sint Luciënsteeg en grenst aan de Meisjesbinnenplaats. De boekhouder neemt een belangrijke positie in. Hij is een door de regenten gekozen notaris en vertegenwoordigt het op één na hoogste gezag binnen het weeshuis. Tijdens de wekelijkse bijeenkomsten van het hoogste gezag, de regenten, speelt hij de rol van secretaris. Hij als boekhouder de inkomsten en de uitgaven van het huis bij. Verder beheert hij de eigendommen, die de kinderen bij binnenkomst inbrengen. Tijdens hun verblijf trekt het weeshuis er de inkomsten van. Bij vertrek kunnen de kinderen weer over hun eventuele bezittingen -boedels en goederen- beschikken. De goederen worden opgeslagen in een loods boven de steeg. De notaris houdt kantoor op het terrein van het weeshuis. Aan de andere kant van het pleintje voor zijn huis. Niet alleen het weeshuis kan op hem rekenen; hij vindt zijn clientèle ook buiten de stad. Zijn huis toont een andere bouwwijze dan de gevels van de Meisjesplaats. Het is duidelijk als zelfstandig huis te herkennen.
De grote verbouwingen, die tussen 1632 en 1634 plaatsvinden, zijn achter de rug. Uit de rekeningen valt niet op te maken, wie het ontwerp voor deze metamorfose geleverd heeft. Het werk werd, zo blijkt uit diezelfde rekeningen, uitgevoerd door twee bekende aannemers, de heren Pieter Intesz en Andries Pietersz Hollogh. Pieter wordt voor zijn werk door de regenten rijkelijk beloond met vier grote zilveren schalen waarin alle lof voor zijn werk gegraveerd is. De hoofdopzet van het plan met de drie vleugels aan de meisjesbinnenplaats, het notarishuis en de uitgang aan de Sint Luciënsteeg, zouden daarom zomaar aan zijn brein ontsproten kunnen zijn. Dit plan toont overeenkomsten met zijn eerdere werk. De details zijn door iemand anders ingevuld. Wie zijdelings in de rekeningen genoemd wordt is de beroemde architect Jacob van Campen. Zijn werkzaamheden worden niet gespecificeerd. Dat hoeft ook niet, om te weten wie zijn stempel op de Meisjesbinnenplaats gedrukt heeft. De vormgeving van de pilasters en de kroonlijst zijn gelijk aan die van het Mauritshuis in Den Haag, dat weliswaar in dezelfde tijd ontworpen maar later gebouwd is. De gevels dragen het handschrift van de meester. Ook het voorhuis en de Regentenzaal zijn naar ongetwijfeld aan zijn tekentafel ontstaan.
1642
De grote verbouwing van 1632-1634 heeft de poort aan de Kalverstraat onberoerd gelaten. Of toch niet? Het bouwwerkje is in de loop der jaren scheefgezakt. Alle bedrijvigheid op en rond het weeshuisterrein zou daar mede debet aan geweest kunnen zijn. Het paradepaardje uit 1581 kan wel een opk(r)ikkertje gebruiken. Bovendien, in het midden van de zeventiende eeuw, de vooral Gouden Eeuw, volstaat een enkele monumentale poort niet meer. Het poortmotief wordt steeds minder belangrijk in de architectuur. Er moet groter uitgepakt worden. Op het verlanglijstje staat een monumentale gevel met middenpartij én fronton. De mogelijkheden in de breedte zijn beperkt zodat de hoogte wordt opgezocht. In 1642 wordt de muur breder gemaakt en boven de poort wordt een hoog gevelfront opgetrokken. Een levensgroot scherm rijst op tussen de nog lage huizen in de Kalverstraat. Dat scherm wordt gevuld met een groot stadswapen boven de weeshuispoort, omgeven door festoenen en bekroond met een, aan de klassieke bouwkunst ontleend, fronton. Alle weeshuismotieven zijn al verwerkt in de poort, zodat dit fronton het zonder symboliek moet stellen. Het wordt een abstract ornament. Het effect is er niet minder om. En weer zwijgen de rekeningen over de ontwerper. De spectaculaire entree wordt gerealiseerd in de periode dat Willem de Keyser, het ambt van stadssteenhouwer uitoefent. Hij heeft het steenhouwwerk geleverd. Mogelijk staat hij, in de voetsporen van zijn beroemde vader tredend, ook garant voor het ontwerp?
De nieuwe gevel is het sluitstuk van een periode van grote verbouwingen. Niet zonder succes. Het Amsterdamse Burgerweeshuis is een lichtend voorbeeld voor de architectuur in de stad. En nu het bouwstof is neergedaald kunnen de regenten zich weer op andere zaken concentreren. Een nieuwe tijd breekt aan.
1680
Lang duurt de rust niet. De tand des tijds knaagt. In 1680 moet er dringend ingegrepen worden. De vleugel die in 1589 langs het water van de Nieuwezijds Voorburgwal gebouwd werd, is verzakt en staat op instorten. Veel verschilt het korte tijd later vrijwel geheel vernieuwde meisjeshuis niet van het oude. Het accent ligt vooral op de gevel, die wordt opgetrokken in de sobere bouwstijl die in de tweede helft van de zeventiende eeuw mode is. De langgerekte achtergevel bezit aan beide uiteinden een hoger gelegen, paviljoenachtige afsluiting. Omdat er gedeeltelijk gebruik gemaakt wordt van de oude fundering, slaagt men er niet in om beide uiteinden aan elkaar gelijk te trekken. Een schoonheidsfoutje. Dat wordt foutje wordt ruimschoots goedgemaakt door een Amsterdams stadswapen van indrukwekkend formaat. Niet in de minste plaats omdat het wapen geflankeerd wordt door twee heraldische leeuwen. Het voortborduren op een oud stramien, heeft ook tot gevolg dat de Regentessenkamer uit 1617 met vloerbalken en al opgevijzeld moet worden. Onder de oude ruimte wordt een nieuwe vergaderzaal gebouwd voor de vier Regentessen.
1732
Aan het begin van de achttiende eeuw kabbelt het leven in het weeshuis zachtjes voort. Het aantal weeskinderen daalt geleidelijk. Bouwkundig zijn er nauwelijks noemenswaardige ingrepen nodig. Op één enkel punt na. De regenten gaan letterlijk door roeien en ruiten om het weeshuis een vriendelijker karakter te geven, te beginnen bij hun eigen Regentenkamer. De donkere kruiskozijnen worden in 1732 door schuiframen vervangen. Dat geeft licht en lucht. Het is het startsein voor een operatie waarbij geleidelijk aan álle vleugels van nieuwe vensters worden voorzien. Soms betekent dat dat er ook een gevel sneuvelt en aangepast of zelfs vernieuwd moet worden.
In 1732 wordt ook de keukenafdeling onder handen genomen. Aan de Sint Luciënsteeg, aan de westzijde van het pleintje, verrijst een uitbouw, waarin beneden een rookhuis en bakkerij ondergebracht en boven voorraadzolders aangelegd worden. Ramen zijn niet direct noodzakelijk zodat, de muur een rechttoe rechtaan muurvlak blijft. Niet meer dan een onverzorgde achterkant.
1739
Zo stilletjes aan is het Oudemannenhuis, waar de jongens huizen, al twee eeuwen oud … én hoogbejaard. Enkele ‘cosmetische’ ingrepen zijn wenselijk. De oude, krakkemikkige glas-in-loodramen zijn aan vervanging toe. De gevelindeling naar het ontwerp van Hendrick de Keyser is echter niet berekend op moderne schuiframen. Er zit niets anders op dan de gevel aan de ramen aan te passen. De nieuwe gevel krijgt een opvallend rustig karakter. Het ontwerp is van timmermansbaas Jan van der Strengt, op zijn terrein geen onbekende in Amsterdam. Het enige onderdeel dat er echt uitspringt is het ingangsportaal. Hiervoor tekent de beeldhouwer Jan van Logteren. Aan ‘iconografie’ wordt niet gedaan. De poort bevat geen enkele verwijzing naar het weeshuis.
1744
In 1744 gaat het kinderhuis gedeeltelijk ‘onder de hamer’. Het pand uit 1598 is aan reparatie toe. De galerij wordt geofferd aan de klassieke schoonheid. Honderd jaar na dato wordt een nieuwe gevel opgetrokken in exact dezelfde stijl als de drie bestaande gevels uit 1634. De bouwstijl wordt minutieus gekopieerd. Niet van echt te onderscheiden. Er is een minpunt, de kleine kinderen zijn nu hun speelplaats, hun ‘paraplu’ voor regendagen, kwijt. In plaats voor de galerij komt er een speellokaal met twee openslaande deuren naar de binnenplaats. De schuiframen laten een zee van licht binnen.
Niet alleen worden de bestaande gevels in de nieuwe herhaald, ook de poort naar de Sint-Luciënsteeg, vindt zijn evenknie in de poort naar het Kinderhuis. Inclusief beeldhouwwerk en duif.
Zo ontstaat een architectonische eenheid, die tot op de dag vandaag, het beeld van het weeshuis bepaalt.
1762
Een houten bouwsel dat in 1762 op het weeshuisterrein verrijst baart eveneens opzien. Een 120 kastjes tellende galerij sluit de jongensbinnenplaats aan de kant van de Kalverstraat af. In deze vakjes kunnen de kinderen hun schaarse persoonlijke bezittingen kwijt. De jongens, die buitenshuis een ambacht leren, kunnen er bovendien hun gereedschap in wegsluiten. Zij hebben een eigen sleutel. Klaarblijkelijk is er binnenshuis onvoldoende ruimte voor persoonlijke kistjes of kastjes.
Het is geen unicum, ook andere weeshuizen bezitten dergelijke kastjeswanden. Uiteindelijk zal alleen deze kastenwand de tijd doorstaan.
1765
De moderniseringen in de achttiende eeuw, beslaan het hele complex. Ook de kleine achterplaats, die in 1634 was ontstaan door de verwerving van een klein lapje Begijnhofgrond, ontkomt er niet aan. De ingreep is in bouwkundig opzicht nauwelijks noemenswaardig. Het is vooral de architectuur van de grote binnenplaatsen die het aanzien van het Burgerweeshuis bepaalt. De andere vleugels zijn van minder belang. De kwaliteit van het metselwerk daarentegen is wel het vermelden waard. De ruitjes in deze strakke muren zorgen voor een vriendelijker uiterlijk. Het hek dat de speelplaats voor de kleine kinderen markeert wordt op enig moment vervangen door een monumentaal smeedijzeren exemplaar. De exacte leeftijd en de maker van het hekwerk zijn niet bekend.
1800-1950
Vanaf 1795 tot 1813, is Nederland in Franse handen. Vanaf 1810 als onderdeel van het Franse keizerrijk met keizer Napoleon Bonaparte aan het roer. Amsterdam heeft hij aan zijn broer Lodewijk Napoleon toevertrouwd, Deze is sinds 1806 koning van Nederland en resideert in het Paleis op de Dam.
De regenten houden hun adem is. Eventueel onderhoud aan het Burgerweeshuis wordt op een laag pitje gezet. Ze kijken liever de kat uit de boom. In de Franse tijd streeft de overheid naar samenvoeging van de bezittingen van alle tehuizen, ook die van het Burgerweeshuis, om zo de armenzorg voor iedereen gelijk te trekken. De regentencolleges bieden weerstand. Het plan sneuvelt. Belastingmaatregelen die uit overheidsschulden voortkomen, leiden uiteindelijk tot vermogensverlies. Het aantal weeskinderen neemt tegelijkertijd af. Jonge, huwbare mannen worden gedwongen dienst te nemen in het leger. Deze leegloop heeft tot gevolg dat er ook minder kinderen geboren worden.
De vermindering van het aantal wezen staat echter in geen verhouding tot de daling van de inkomsten.
In 1813 zijn de Fransen verjaagd en treedt Koning Willem I aan. Ook hij zorgt voor problemen. Hij wil alle weeskinderen in de steden overbrengen naar Drenthe. Het platteland biedt mogelijkheden die de stad niet te bieden heeft en daarnaast zou er niet langer behoefte aan tot ambachtsman opgeleide weesjongens zijn. De Amsterdamse weeshuizen, op het Aalmoezeniersweeshuis na, weten zich aan de verhuizing te onttrekken. Het duurt tot circa 1860 voordat de weeshuizen weer in het zadel zitten. Er breekt een tijdperk van grote bloei aan die leidt tot tal van vernieuwingen. Niet achter de poort in de Kalverstraat. Daar worden de regenten zich bewust van het historische karakter van het weeshuis. De oase van rust in de oude zich snel ontwikkelende binnenstad vraagt hun bescherming. Toch kunnen ook de regenten de nieuwe tijd niet buiten de deur houden. Gasverlichting verandert het dagelijkse leven voor goed. Door het teruglopend aantal wezen kunnen leegstaande zalen voor andere doeleinden aangewend worden. Conversatiezalen en gymnastieklokalen doen hun intrede. Het onderwijs binnen de muren verplaatst zich naar onderwijs buiten de deur. De wezen worden opgeleid zoals alle andere kinderen in de stad. Het zwartrode weeshuisuniform dat op last van Koning Lodewijk Napoleon vervangen wordt door een minder in het oog springend zwart kostuum en door Willem I weer in tweekleurige ere wordt hersteld, raakt in 1919 in ongebruik.
Al deze ontwikkelingen brengen kleine aanpassingen in de diverse vleugels met zich mee. Geen grote ingrepen, die hun sporen na zullen laten. Liepen de lijnen vroeger via de binnenplaatsen, nu worden de ruimten binnenshuis met elkaar verbonden: 1 + 1 + 1 wordt één! Enkele generaties timmerlieden dragen zorg voor de buitenzijde. Details sneuvelen, gootlijsten, dakkapellen en toegangsdeuren krijgen eenzelfde uiterlijk, alle ramen dezelfde ruitverdeling; zij zorgen voor eenheid in het complex.
Zo wordt het weeshuiscomplex in 1960 overgedragen aan de nieuwe tijd, aan het Amsterdams Historisch Museum dat de zorg voor de panden overneemt en zich nestelt in het hart van Amsterdam. De weeskinderen vinden onderdak in het nieuwe Burgerweeshuis aan het IJsbaanpad in Amsterdam-Zuid, dat in 1959-1960 gebouwd wordt naar een ontwerp van Aldo van Eyck.
Opnieuw trekt een leger van architecten, aannemers, timmerlieden en schilders door de straten in de richting van de Kalverstraat. De heren Van Kasteel en Schipper voorop. Het eindresultaat laat lang op zich wachten. Op 27 oktober 1975, de dag waarop Amsterdam zijn 750ste verjaardag viert, opent het Amsterdams Historisch Museum zijn deuren. Het oude weeshuis is nu een plek waar letterlijk en figuurlijk geschiedenis geschreven wordt, ondersteunt door de rijke collectie van de stad Amsterdam.
1960-1975
In 1960 daalt de stilte neer in de Kalverstraat. De weeskinderen zijn verhuisd naar het IJsbaanpad. Er staan hekken om het terrein waar het Burgerweeshuis zich eeuwenlang bevond. Wat zich daarbinnen afspeelt wordt door de tijd aan het oog onttrokken. Een kleine vijftien jaar lang wordt er gesloopt, gestript, gebikt, gebouwd, gekrabd, geschuurd, geschaafd, geschilderd … én gebroken, met het verleden. Het weeshuis verdwijnt in de handen van de heren architecten Van Kasteel en Schipper en komt als museum weer tevoorschijn.
Als de laatste weeskinderen zijn verdwenen en de eigentijdse ’regenten’ de deuren voorgoed achter zich hebben dichtgetrokken, laten zij het pand na zoals hun voorgangers het lang geleden hebben aangetroffen. Afgeleefd en uitgewoond. De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw valt er het nodige werk te verzetten. Wie zet er deze keer zijn schouders onder? De Gemeenteraad buigt het wijze hoofd over de nieuwe bestemming van het weeshuis. Intussen huist aan de overkant van Amstel op de Nieuwmarkt, het Amsterdams Historisch Museum in een te krap jasje. Er is in de Waag te weinig ruimte om het verhaal van de stad te vertellen en de collectie eer aan te doen. Wisselende tentoonstellingen worden door ruimtegebrek bemoeilijkt. Er gaat een lang gekoesterde wens in vervulling als de Gemeenteraad op 22 december 1961 besluit het bouwvallige Burgerweeshuis aan het museum toe te wijzen. Het krijgt lucht én ruimte, heel veel ruimte. Op 7 februari 1962 wordt groen licht gegeven voor de aankoop van de panden, exclusief de huisjes aan de Sint Luciënsteeg. Het huis op de hoek, de dienstwoning, gaat wel met het museum mee. Er wordt een nieuwe fase ingeluid.
27 oktober 1975
Het is 27 oktober 1975, de 700ste verjaardag van Amsterdam. Bijna veertien, en niet de té enthousiast ingeschatte vijf à zes jaar, nadat de Gemeenteraad van Amsterdam het Burgerweeshuis aan het Amsterdam Historisch Museum heeft toegekend. Het is feest in de binnenstad!
Amsterdam is een met zorg gerestaureerd pand en een gloednieuw historisch museum rijker, op een uitzonderlijk mooie maar vooral historische locatie, toegankelijker dan ooit. Het resultaat mag er wezen. Begijnhof, Kalverstraat, Schuttersgalerij, Sint Luciënsteeg en Nieuwezijds Voorburgwal, alle wegen leiden naar Rome. Koningin Juliana verricht de officiële opening. Zij wordt begeleid door Simon Levie en burgemeester Ivo Samkalden. Amsterdam is trots, heel trots!
Laat nú de bezoekers maar komen!
Bron: https://hart.amsterdam/nl/page/447035
Reviews
Profile
Photos
Timeline
Reviews